|
Paapje. Saxicola rubetra, Whinchat |
|
Paapje met prooi, Whinchat with a prey |
|
Paapje in het weidegebied bij Koudum |
|
Speurend op een paaltje |
|
Zo zie je meestal, zittend op een paaltje |
De najaarstrek is weer begonnen en dan is het ook weer
tijd voor het paapje. Weliswaar is hij officieel nog broedvogel in ons land
maar de aantallen zijn zo enorm teruggelopen dat je hem eigenlijk alleen nog
maar kunt zien tijdens de trek. Niet voor niets staat hij op de rode lijst.
Als broedvogel komt hij alleen nog voor in het noord-
oosten van het land omdat daar nog kleinschalig landschap bestaat met extensief
beheerde graslanden en een kruidenrijke vegetatie. Ook vochtige heidegebieden en
hoogveen komen daar nog voor. Voor zijn voedsel dat bestaat uit insecten zoals
hooiwagens, muggen, rupsen en vlinders is hij van dat type gebied afhankelijk. Nog
niet zo heel lang geleden, de 70`er jaren van de vorige eeuw, broedden er
ongeveer 1800 paartjes in ons land. Het laatste officiƫle aantal is 500 en dateert
uit 2000 (bron: SOVON). Het huidige aantal zal nog veel minder zijn en dan is
hij dus vrijwel verdwenen als broedvogel. Daarmee is het paapje een treurig
voorbeeld van de neergang van de broedvogelstand als gevolg van de
intensivering van de landbouw.
Paapjes overwinteren in tropisch Afrika en zijn bij ons
dus het best waar te nemen tijdens de najaarstrek vanaf eind augustus en in het
voorjaar vanaf medio april. Je kunt ze dan vrijwel in ieder open gebied
aantreffen in de buurt van de kustlijn of in de natte veenweidegebieden. Ook
dan echter niet in grote aantallen. Vaak zie je ze alleen en veelal in
combinatie met tapuiten. Een soort die er net zo erg aan toe is.
Onze broedvogels zijn hier vanaf medio april en beginnen
al vrij snel met de nestbouw. Het nest wordt goed verborgen in de kruidenrijke
vegetatie of tussen de heideplanten. Het legsel bestaat uit circa 6 eieren die
door het vrouwtje worden uitgebroed in twee weken. De jongen vliegen dan
vervolgens na een periode van 12 tot 14 dagen uit, waarbij het ook niet
ongebruikelijk is dat de jongen het nest al verlaten voordat ze vliegvlug zijn
en ze zich dus in de dichte vegetatie moeten verstoppen. Meestal zijn er twee
legsels per jaar. De kans dat je bij ons dus jongen ziet is uiterst klein.
Hopelijk zal nieuwe natuurontwikkeling ertoe gaan
bijdragen dat zij als broedvogel voor ons land niet helemaal verloren gaan.