|
Grote zaagbek, Mergus merganser, Goosander, Mannetje |
|
Grote zaagbek, Mergus merganser, Goosander, Vrouwtje |
|
mannetje grote zaagbek |
|
vrouwtje grote zaagbek |
|
even lekker de vleugels wapperen |
|
vrouwtje in het zonnetje |
|
Dameskransje |
|
mannetje op snelheid |
|
vrouwtje onderzoekt het ijs |
Nu het voorjaar is aangebroken, sluit ik de winterperiode
af met de grote zaagbek. Een echte wintergast, die niet broedt in ons land. Zij
arriveren in november en december uit hun broedgebieden in Scandinavië en
Rusland. Een deel trekt door naar het zuiden van Europa maar een groot deel
overwintert in Nederland. Men gaat ervan uit dat ongeveer een kwart van de Noordwest
Europese winterpopulatie in ons land overwintert. Ruim 60% daarvan verblijft op
het IJsselmeer en ook nog eens ver uit de oevers waardoor ze moeilijk te tellen
zijn. Schattingen van SOVON lopen dan ook van circa 6000 tot 36000 exemplaren.
De strengheid van de winter speelt hierin ook een rol. In heel strenge winters
trekken er meer door naar het zuiden van Europa. Ook in het rivierengebied, de
waterleidingduinen en de natte veenweidegebieden kun je ze zien maar de
aantallen zijn dan minder. Het zijn vooral zoetwatervogels die pas bij heel
strenge vorst het zoute water opzoeken. Zij wijken dan uit naar de Delta. In
maart vertrekken zij weer naar het hoge noorden om te broeden.
Het zijn zeer schuwe vogels die zich niet al te
gemakkelijk laten benaderen. Het zijn echte duikeenden die vaak en langdurig
duiken. Vaak komen ze dan ook een aantal tientallen meters verder weer boven
water.
Hun voedsel bestaat vrijwel uitsluitend uit vis. Zij
hebben een opvallende haakvormige getande snavel, waarmee ze prima vis kunnen
opduiken. De mannetjes vallen op door hun grote witte lichaam en donkere kop.
De vrouwtjes zijn wat kleiner en grijzer maar hebben een prachtig roodbruine
kop met een opvallend punkkapsel.
Zij broeden in het hoge noorden langs visrijke meren. De
balts en de paarvorming kunnen echter al in de winterperiode beginnen. Zij
nestelen in boomholtes of rotsgleuven of zelfs in nestkasten. Het legsel
bestaat uit 7 tot 14 crèmekleurige eieren die door het vrouwtje worden bebroed
in ongeveer 30 tot 35 dagen. De jongen kunnen vervolgens na ongeveer 65 dagen
vliegen.
Iedereen weer bedankt voor de reacties op mijn vorige blog over de drieteenstrandloper. Reacties, vragen en opmerkingen worden zeer op prijs gesteld. Kan ook via de mail.