|
Boerenzwaluw, Hirunda rustica, Swallow |
|
Boerenzwaluw, Hirundo rustica, Swallow |
|
Boerenzwaluw rustend op een draad |
|
Boerenzwaluw
|
Het wordt wel weer eens tijd voor een vogelmoment. Het
vorige is alweer een paar maanden geleden. Deze keer gaat het over de
boerenzwaluw. Een algemene en redelijk talrijke broedvogel, volgens SOVON
100.000 tot 200.000 broedparen, die medio april in ons land arriveert en vanaf
september weer zijn overwinteringsgebieden opzoekt, die zich meestal in West en
Centraal Afrika bevinden. In ons land is hij, met uitzondering van de
duinstreek, Flevoland, het centrale deel van de Veluwe en de centra van steden overal
aanwezig.
Een typische vogel van het boerenland omdat in die
omgeving met koeien etc. veel vliegende insecten voorkomen en die vormen het
voedsel van de boerenzwaluw. Die insecten vangen zij door met wijd opengesperde
snavel te vliegen. Omdat zij, zeker in de broedtijd, grote aantallen insecten
moeten vangen zie je ze dus weinig rusten. Door hun hoge snelheid en enorme
wendbaarheid lukt het ze om die aantallen insecten ook daadwerkelijk te vangen.
Zelfs drinken doen zij vliegend. Als zij dan rusten zie je ze vaak in grote
aantallen op de nok van boerenschuren of op de afrasteringsdraden in de
weilanden en op elektriciteitskabels.
In de vlucht herken je ze snel aan de opvallende rood/bruine plek op het
voorhoofd en de lange gevorkte staart.
Boerenzwaluwen nestelen altijd onder een dak en bij
voorkeur binnenshuis in schuren, stallen maar ook wel onder bruggen of andere
plekken die overdekt zijn. Het nest is komvormig en wordt zo hoog mogelijk
tegen de overkapping aan gebouwd zodat katten en andere rovers er vrijwel niet
bij kunnen. Het wordt gemaakt van klei dat op de grond wordt gevonden. Je ziet
dan ook in april en mei vaak boerenzwaluwen bij modderige plekken in weilanden
of op paden waar zij gemakkelijk aan “metselspecie” kunnen komen voor de bouw
van hun nest. Omdat zij altijd terugkeren naar hun oude broedplaats gebruiken zij
het nest vaak meerdere jaren. Dan zijn zij immers snel klaar omdat het alleen
een schoonmaak vereist en wat herstelwerk. Zij beginnen met broeden vanaf eind
mei en er worden 4 tot 7 eieren gelegd, die door het vrouwtje worden uitgebroed
in 2 tot 2 ½ week. De jongen verlaten het nest na ongeveer 20 dagen. Er zijn
vaak twee tot drie legsels per jaar.
De broedpopulatie staat onder druk omdat het aantal
boerenbedrijven daalt, de kleinschaligheid van het boerenland afneemt en de
verstedelijking van het platteland toeneemt. Ook worden zij als gevolg van
steeds strengere hygiƫnische voorschriften steeds meer geweerd uit boerderijen.
Door al deze ontwikkelingen neemt het aantal nestlocaties af en er is nog een
nadelig effect van het verplicht gebruik van insecticiden in de stallen.
Tot nu toe bleef de populatie redelijk op peil en kon de sterfte
tijdens de trek en in de overwinteringsgebieden gecompenseerd worden door goede
broedresultaten. De vraag is of dat in de toekomst zo zal blijven.