|
Paartje wilde eend, Anas plathyrhynchos, Mallard |
|
Wilde eend, Woerd |
|
Wilde eend, vrouwtje |
|
Vrouwtje met jongen in het kroos |
|
vrouwtje |
|
vrouwtje, balancerend op een wortel |
|
vrouwtje in een vijver |
|
Deze man heeft er wel lol in |
|
Zou hij de fotograaf in de gaten hebben |
|
Woerd in de rui
|
In dit eerste vogelmoment van 2016 gaat het over onze wilde
eend, omdat hij niet alleen de meest algemene, meest bekende en meest wijd
verspreide eend in ons land is maar ook omdat hij heel vroeg gaat broeden.
Zeker in een zachte winter zoals nu kan hij al in februari gaan broeden en kun
je mogelijk al in februari de eerste pulletjes te zien. Deze “echte” wilde eend
kan gemakkelijk verward worden met allerlei bastaardvormen die we gemakshalve
“soepeenden” noemen. Het gaat dan om vogels die voortkomen uit kruisingen
tussen verwilderde “tamme” eenden en wilde eenden. Het verschil zie je in
kleinere en grotere afwijkingen in de kleurstelling, het verenpatroon en de
kleur van de snavel.
De paarvorming start al in het najaar en daarbij kunnen
ze behoorlijk stevig tekeer gaan. Situaties waarin een vrouwtje op een wilde
manier door meerdere mannetjes wordt belaagd zijn niet zeldzaam. Ook bij de
paring gaat het er wild aan toe waarbij het vrouwtje vaak helemaal onder water
wordt geduwd. Vaak verlaat de woerd het vrouwtje tijdens de broedperiode en
gaat hij op zoek naar een ander vrouwtje.
De “Nederlandse” wilde eenden zijn standvogels. In de
winterperiode worden de aantallen aangevuld met overwinteraars uit de Scandinavische
landen. In de laatste tellingen van SOVON wordt uitgegaan van 350.000 tot
500.000 broedparen. Op het hoogtepunt in januari verblijven hier wel ruim meer
dan een miljoen exemplaren.
Je vindt de wilde eend vrijwel overal in het land waar
water is zowel in de buitengebieden, maar ook in steden. De grootste aantallen
vind je echter in de veenweidegebieden en de laagveenmoerassen in het westen en
de kleigebieden in het noorden.
Wilde eenden behoren tot de grondeleenden, wat betekent
dat zij hun voedsel onder water zoeken waarbij hun achterlijf rechtop uit het
water steekt dit in tegenstelling tot duikeenden. Een ander verschil is dat zij
direct rechtop uit het water weg kunnen vliegen en geen aanloop nodig hebben.
Hun voedsel bestaat uit voornamelijk uit plantaardig
materiaal, dat zij in de broedperiode aanvullen met dierlijk voedsel omdat dat
eiwitrijker is. Je ziet ze ook wel op het land voedsel zoeken waarbij zij dan
stengels, gras, wortelstokken etc. eten. De jongen eten in het begin veel
ongewervelden, insecten en larven.
Hun nest ligt altijd verscholen en meestal op de grond
tussen de vegetatie, maar ook in eendenkorven en boomholtes. Meestal ligt het
wel in de buurt van ondiep water omdat de jongen direct na het verlaten van het
nest zelf moeten foerageren en dan levert dat veel en makkelijk te verkrijgen
voedsel op.
Het legsel bestaat uit 10 tot 12 crèmekleurige eieren die
door het vrouwtje in circa 28 dagen worden uitgebroed. Na 50 dagen zijn de
jongen zelfstandig. Er zijn vaak meerdere legsels per jaar tot diep in de
zomer.
Alhoewel de aantallen broedparen nog steeds vrij groot
zijn blijkt uit de laatste vogelbalans van SOVON dat het aantal sinds 1990 toch
teruggelopen met circa 30% in de lage gebieden. Over de oorzaak kan allen maar
gespeculeerd worden, maar het kan te maken hebben met veranderingen in het
landschap, grotere predatie van jongen en het afschot in de winter. Zij zijn
immers nog vrij bejaagbaar van 15 augustus tot 1 februari.
Voor iedereen nog de beste wensen voor 2016 en nog bedankt voor de reacties op mijn vorige blog.