Welkom op de vogelblog van Peter van de Beek



Op deze blog plaats ik mijn vogelmomenten.
Dat zijn fotos die ik maak van onze nederlandse vogels en voorzie van een korte eenvoudige toelichting. Het is even een moment om stil te staan bij onze vogels. Je kunt lezen en zien hoe interessant en mooi ze zijn. Daardoor merk je ook dat ze eigenlijk overal om je heen zijn.
Tevens plaats ik informatie over leuke vogelkijkplaatsen.
Ik hoop dat je door deze vogelmomenten bewuster naar vogels gaat kijken
en dat het beginnende vogelaars helpt bij herkenning en kennisontwikkeling.
Als je de vogelmomenten automatisch wilt ontvangen dan kun je je aanmelden met je emailadres.

vrijdag 20 december 2013

VOGELMOMENT KERST EN NIEUWJAAR

Kramsvogel, Turdus pilaris, Fieldfare

 
Deze wintergast vind genoeg bessen en als het moet ook fruit in de tuinen. Het voeren van vogels in de winter en het zorgen voor winteropvang vinden wij gelukkig de  gewoonste zaak van de wereld en dat moet ook vooral  zo blijven.
Wat ook moet blijven is dat wij de zorg voor de zwakkeren en ouderen in onze samenleving  niet uit het oog verliezen en als onze morele plicht blijven zien.
Dit is mijn wens voor het komende jaar.
 
Een mooi 2014

zondag 15 december 2013

VOGELMOMENT PIJLSTAART

Anas acuta, Pijlstaart, Northern Pintail, man


Mannetje pijlstaart (male pintail) in eclipskleed. Hij is vrijwel identiek aan het vrouwtje met uitzondering van de snavel die twee kleuren heeft.

In het laatste vogelmoment van dit jaar besteed ik aandacht aan de pijlstaart. Een prachtige sierlijke eend die hier vooral in de winter aanwezig is. Geen echte wintergast omdat hij het hele jaar in ons land aanwezig is. Het gaat echter maar om enkele tientallen paren waarvan er slechts een 30 tal paren tot broeden komt ( bron SOVON). Omdat die broedparen dan ook nog verdeeld zijn over plekken in en rond het IJsselmeer, het oostelijk deel van de Oosterschelde en de Waddeneilanden is de kans dat je ze ziet heel gering. In de winter komen hier veel meer pijlstaarten uit Scandinavië, alhoewel ook die aantallen fors zijn teruggelopen als gevolg van een verminderd voedselaanbod. De soort staat dan ook niet voor niets op de rode lijst van bedreigde broedvogels in ons land. Thans wordt geschat dat er ongeveer 10.000 stuks in ons land overwinteren en dan moet de winter niet te streng worden want dan trekken zij verder naar het zuiden van Europa.
Zij broeden dus hoofdzakelijk in het Noorden van Europa in bij voorkeur open landschap met ondiep water. Je ziet ze ook in veengebieden en natte heide- of duingebieden. Ook op ondergelopen stukken land kunnen zij zich vestigen. In de winter trekken zij naar baaien en riviermondingen aan de kust maar ook naar plassen en meren in het binnenland.
Zij behoren tot de grondeleenden wat betekent dat zij al zwemmend met de kop onder water naar voedsel zoeken, dat bestaat uit allerlei plantaardig materiaal maar ook uit waterdiertjes zoals slakjes en kreeftjes. Vooral tijdens het zgn. grondelen kun je heel goed de lange staart van het mannetje zien.
Het nest bestaat uit een met dons bekleed kommetje op de grond dat wordt gebouwd in lage dicht vegetatie. Het legsel bestaat uit 7 tot 9 geelachtige eieren die in ongeveer 23 dagen door het vrouwtje worden uitgebroed. De jongen verlaten vrijwel direct het nest en kunnen dan zelf voor hun eten zorgen. Zij kunnen na circa 50 dagen vliegen. Er is één legsel per jaar.
De mannetjes verruilen al in mei of juni het broedgebied voor het ruigebied en zij trekken dan vanaf september door naar de overwinteringsgebieden. Tijdens de rui krijgen de mannetjes het zgn. eclipskleed. Een tijdelijk verenpak waarin zij vrijwel identiek zijn aan de vrouwtjes en dus ook goed gecamoufleerd zijn. Een periode van ongeveer een maand waarin zij niet kunnen vliegen omdat zij zowel de slagpennen als de staartpennen tegelijk ruien. Ze zijn dan heel kwetsbaar en dan komt die camouflage wel goed uit.


donderdag 28 november 2013

VOGELMOMENT KUIFEEND

Kuifeend, Aythya fuligula, Tufted Duck, mannetje


Kuifeend,Aythyla fuligula, Tufted Duck, vrouwtje

 Mannetje, even lekker spetteren.
 
 Vrouwtje, spetterend.
 
 Vrouwtje, even de veren poetsen.
 
 Mannetje
 
 Mannetje
 
 Vrouwtje met een aantal pullen
 
 Paartje
 
Vrouwtje
Deze keer aandacht voor de kuifeend. In ons land is hij een vrij talrijke broedvogel waarvan de aantallen sinds 1950 sterk zijn toegenomen. Thans wordt het aantal broedparen door SOVON geschat op circa 16.000. Zij komen vooral voor in het noorden, het westen en het rivierengebied. Waterrijke open gebieden met sloten, meren en plassen hebben hun voorkeur. Tegenwoordig zie je ze echter ook overal in vijvers, parken en grachten in woonwijken. Vanwege hun goede duikkwaliteiten zijn zij ook niet gebonden aan ondiep water. Een diepte van circa 5 meter hoeft geen probleem te zijn.
Je ziet ze vrij weinig met jongen omdat zij redelijk verscholen broeden langs sloten, oevers en in moerasgebieden. Zij broeden gewoonlijk solitair maar regelmatig zie je meerdere nesten bij elkaar. Zij starten laat met broeden, vanaf medio mei, omdat zij wachten tot het water meer is opgewarmd en het benodigde voedsel in de vorm van allerlei waterdiertjes en waterplanten ruimer voorhanden is. Het nest wordt gemaakt door het vrouwtje en bestaat uit gras en overig plantaardig materiaal. Het wordt gevoerd met dons en veertjes. Het legsel bestaat uit 6 tot 12 eieren die door het vrouwtje worden uitgebroed. Het mannetje vervult daarbij geen rol en hij vertrekt al snel om te gaan ruien. Je ziet daarom ook vaker mannetjes dan vrouwtjes in het broedseizoen. De jongen zijn nestvlieders, dat wil zeggen dat zij direct na het uitkomen en als het dons droog is het nest verlaten. Zij gaan vrijwel direct zelf foerageren en dan duurt het nog ongeveer 8 weken voordat zij kunnen vliegen. Gedurende de eerste weken worden zij nog beschermd door het vrouwtje en gaan zij samen foerageren maar zij verlaat hen na ongeveer 6 weken en dan gaan ze zelfstandig verder.
Hun voedsel bestaat uit allerlei kreeftachtige waterdieren, insecten en zoetwatermosselen, zoals de driehoeksmossel, maar ook wel waterplanten. De mosselen slikken zij in één keer door en hun sterke maagspieren verbrijzelen de schelpen.
Zij behoren tot de duikeenden en zij starten hun duik altijd met een soort sprongetje. Als je kuifeenden ziet is het een leuk gezicht om dat te bekijken.
Veel Nederlandse kuifeenden trekken in het najaar weg naar Zuid Europa of Engeland om te overwinteren. Tegelijk komen er zeer grote aantallen overwinteraars naar ons land vanuit Scandinavië. In de winter kunnen er wel 200.000 kuifeenden in ons land verblijven. Zij zijn dan te zien in enorm grote groepen op grotere wateroppervlakten zoals het IJsselmeer en Markermeer. Hun favoriete voedsel, de driehoeksmossel is daar dan ook ruimschoots voorhanden. Pas als het echt streng gaat vriezen, gaan zij door naar het zuiden.
 
Hierbij bedank ik iedereen die gereageerd heeft op mijn vorige blog over de nijlgans. Reacties, opmerkingen en vragen worden zeer op prijs gesteld.


donderdag 21 november 2013

VOGELMOMENT NIJLGANS

Nijlgans, Alopochen aegyptiaca,, Egyptian Goose

Paartje verliefde Nijlganzen

 Parende nijlganzen
 
 Nijlgans in de vlucht
 
 
Lekker badderend
 

Deze keer besteed ik aandacht aan een exoot, te weten de nijlgans. Dat roept de vraag op wat nu precies een exoot is. Wat mij betreft is een exoot een uitheemse soort die dus niet oorspronkelijk in een gebied voorkomt, maar het op eigen kracht of door menselijk handelen heeft bereikt en zich daar succesvol heeft weten te vestigen. Ondanks het feit dat zij zich succesvol hebben weten te vestigen hebben zij een onbeschermde status en mogen dus worden afgeschoten. Eigenlijk is het dus zo dat als je, als vogel, hier niet hoort je gewoon kan worden verjaagd of erger nog afgeschoten. De natuur maakt het echter kennelijk wel mogelijk dat ze zich hier vestigen, maar dat accepteren we dus niet. Toch een punt om nog eens over na te denken en niet meteen te denken "ze horen hier niet"
De nijlgans is een voorbeeld van een soort die door mensen is geïmporteerd in ons gebied. Volgende keer aandacht voor de turkse tortel die zelf zijn gebied heeft uitgebreid naar onze regionen.
Oorspronkelijk komt de nijlgans uit Afrika. Hij komt daar voor ten zuiden van de Sahara en langs de Nijl in Egypte. Hij is in de 18e eeuw ingevoerd in Engeland en van daaruit is hij in West Europa terecht gekomen. In Engeland verblijft nog steeds een kleine verwilderde populatie. Aanvankelijk werd hij gehouden in gevangenschap in siervijvers. Er wordt vanuit gegaan dat de Nederlandse populatie is ontstaan uit ontsnapte vogels die zich dus succesvol hebben weten te vestigen. SOVON Vogelonderzoek Nederland gaat ervan uit dat hij zich in 1967 voor het eerst met succes buiten gevangenschap heeft gehandhaafd. In België ligt dat rond 1980. Vanaf dat moment is de populatie jaarlijks explosief gegroeid en thans (2013) is hij broed- en jaarvogel in veel delen van West Europa. In ons land worden de aantallen broedparen geschat op ruim 5000. Hij is bij ons vrij algemeen, maar de grootste aantallen vind je in de natte lage delen van het land en langs de grote rivieren. Hij is misschien ook wel de lelijkste vogel van ons land. Zijn voedsel bestaat hoofdzakelijk uit gras en ander plantaardig voedsel. Tijdens het broedseizoen zie je ze meestal in paartjes met jongen, maar buiten het broedseizoen vormen zij groepen. Het zijn standvogels die hooguit, buiten het broedseizoen, wat rondzwerven in de buurt maar nooit ver weg zijn. In heel koude winters zullen zij open water opzoeken.
Hij broedt vooral in waterrijke weidegebieden, maar ook wel in oude roofvogelnesten in bomen of in verlaten ooievaarsnesten, maar wel altijd in de buurt van water. Het legsel bestaat uit circa 9 eieren, maar grotere aantallen zijn ook bekend. Zij worden laat in de winter gelegd en hij is dus vroeg in het jaar met jongen te zien. Het vrouwtje broedt de eieren uit in ongeveer 28 dagen. De jongen foerageren weliswaar meteen zelfstand maar zijn pas na ruim twee maanden vliegvaardig. Gedurende die tijd worden zij door beide ouders beschermd. Doordat zij heel vroeg broeden, zijn zij gevoelig voor koude winters en is het broedresultaat laag.
 
Iedereen weer bedankt die een reactie hebben gegeven op mijn vorige blog over de Tafeleend.


woensdag 6 november 2013

VOGELMOMENT TAFELEEND

Tafeleend, Aythya ferina, Pochard, Mannetje

Tafeleend, vrouwtje

 Vlak voor de landing
 
 Vrouwtje in de rui
 
 Mannetje met een mooi spiegelbeeld
 
Hier een mannetje samen met knobbelzwaan
 
Deze keer aandacht voor de tafeleend. Een typische duikeend met een plomp lichaam die diep in het water ligt. In het noorden, midden en westen van ons land is hij een algemene maar niet zo talrijke broedvogel met een geschat aantal broedparen van circa 2000. Hij broedt vooral in de lage delen van het land en dan hoofdzakelijk in de veenweidegebieden. Voorwaarde is dat er voldoende vegetatie in of langs het water is. In de hoge delen van ons land broedt hij ook wel in vennen en andere kleinere watergebieden, maar daar is hij schaars.
Tafeleenden die hier broeden zijn over het algemeen ook standvogels. In de winterperiode krijgen zij gezelschap van grote aantallen overwinteraars uit Noord en Oost Europa. In het najaar en winter verblijven zij dan over het algemeen op grotere wateroppervlakten zoals het IJsselmeer en het Markermeer. Daar zie je soms enorm grote groepen van soms wel duizenden exemplaren te zien. Het aantal overwinteraars hangt wel samen met de strengheid van de winter. Het kan variëren tussen de 40.000 en wel 140.000 exemplaren. Tijdens strenge winters trekken zij verder door naar zuid west Europa en Engeland. De najaarstrek komt in oktober op gang en in maart trekken zij weer naar hun broedgebieden.
Hij eet hoofdzakelijk plantaardig materiaal zoals stengels en zaden van waterplanten, maar ook wel slakjes, kikkervisjes en allerlei andere kleine waterdiertjes. Het voedsel wordt al duikend gezocht alhoewel je hem ook wel eens ziet grondelen. In het najaar en de winter zie je hem vaak samen met knobbelzwanen. Die woelen de grond los om te foerageren en dat maakt het voor de tafeleend makkelijker om zijn voedsel op te duiken. Altijd leuk om te zien hoe de kleien tafeleend gezamenlijk met die grote knobbelzwaan optrekt.
De paarvorming begint al in de winter, maar na de paring in het voorjaar verlaat het mannetje al snel het vrouwtje. Zij maakt dan ook het nest, dat bestaat uit een ondiep kuiltje van rietstengels en ander plantaardig materiaal Het bevindt zich in de buurt van water en meestal verborgen in een rietkraag. Het legsel bestaat uit 8 tot 10 groenachtige eieren die in circa 25 dagen door het vrouwtje worden uitgebroed. De jongen zijn snel uit het nest en kunnen dan zelfstandig foerageren. Zij zijn na ongeveer 7 weken vliegvlug.
In een oud vogelboekje uit de 50’er jaren las ik dat de tafeleend zijn naam te danken heeft aan het feit dat hij op tafel minder tranig smaakt dan zijn lotgenoten. Dat komt dus nog voort uit de tijd dat jacht op eenden nog gewoon was.
 
Uiteraard iedereen weer hartelijk bedankt voor de reacties op mijn vorige blog. Reacties, vragen en opmerkingen zijn van harte welkom



zondag 27 oktober 2013

VOGELMOMENT ROTGANS

Rotgans, Branta bernicla, Dark-bellied Brent

 Even de veren poetsen
 
 Daarna even wat strekoefeningen
 
 Dan even een slokje water
 
 Jonge Rotgans
 
 
Ter vergelijking de Grote Canadese Gans
 

Deze keer aandacht voor een echte wintergast, de rotgans. Hij is de kleinste en de donkerste gans, die niet veel groter is dan een wilde eend. Herkenbaar dus aan de donkere kleur en aan de halsvlekken. Jonge rotganzen herken je aan een heel kleine halsvlek of aan het ontbreken daarvan. Er is geen onderscheid tussen mannetjes en vrouwtjes. Sommige verwarren hem met de Canadese gans. Deze is echter lichter bruin, heeft een grote witte vlek onder de kin en op de wangen en is ook zeker tweemaal zo groot. ( zie de laatste foto)
De Rotgans is een broedvogel van de Noordpoolgebieden van Europa en Siberië ( o.a. Spitsbergen) en dus duidelijk noordelijker dan andere ganzen. Hij heeft daarbij een voorkeur voor vlakbij zee gelegen toendra’s maar hij broedt ook op eilandjes, kustgebieden en bij riviermondingen. Zij arriveren omstreeks eind mei in hun broedgebieden en starten dan na ongeveer twee weken met broeden. Dat doen zij in kleine kolonies en hun eenvoudige nest bestaat uit een klein uitgegraven kommetje belegd met wat wier of korstmos, maar de eieren liggen ook wel gewoon op de grond tussen wat grote keien en omringd door wat dons en korstmos. Er worden circa drie tot zes eieren gelegd die door het vrouwtje in ongeveer 25 dagen worden uitgebroed. De jongen zijn nog niet vliegvlug maar wel direct actief. Vanaf eind augustus zijn zij volledig vliegvlug en in staat om naar de overwinteringsgebieden te vliegen.
Die trek start in september, na de ruiperiode, en duurt tot ongeveer oktober. Zij overwinteren aan de kusten van West Europa en Engeland. Ons land is voor de rotganzen uiterst belangrijk als overwinteringsgebied. Het grootse deel van de totale wereldpopulatie overwintert bij ons in het Waddengebied of in de Zeeuwse Delta dan wel maken zij hier een tussenstop om wat op te vetten en door te gaan naar Engeland. Een klein deel overwintert aan de Franse kusten.
Hun voedsel bestaat uit zeegras, gras en ander plantendelen. Je ziet ze vaak bij hoog water grazen op weilanden en kwelders. Bij laag water verplaatsen zij zich naar het wad om daar hun voedsel te zoeken.
Bijgaande foto’s zijn vorige week gemaakt in het buitendijkse kweldergebied aan de Groningse waddenkust.

 
Hierbij wil ik weer iedereen bedanken die op mijn vorige blog heeft gereageerd.

 

 


vrijdag 11 oktober 2013

VOGELMOMENT ZANGLIJSTER

Turdus philomelos, Zanglijster, Song Trush

Zanglijster op een karakteristieke zangplek

 
 Poseren tegen de achtergrond van de vrouwenmantel in de tuin
 
 
 Op de rand van de drinkbak
 
 
 Even een lekker bad nemen
 
 
In het vroege voorjaar foerageren onder de struiken
 
De zanglijster is een algemene en talrijke broedvogel in ons land. Hij komt vrijwel overal voor waar genoeg bomen, struiken of bos is, zoals parken, grote tuinen, bossen en bosranden. Je kunt hem ook aantreffen in oudere en groene woonwijken, maar de tuinvogeltoptien zal hij niet halen. Hij heeft een melodieuze, gevarieerde en volle zang die hij in het voorjaar en in de zomer van ’s-morgens vroeg tot laat in de avond laat horen.
In ons land is hij een jaarvogel, maar in de winterperiode is de populatie wel gering en bevinden zij zich vooral in het westen van het land. De meesten trekken vanaf eind september weg naar Frankrijk, Spanje en Zuid Engeland. Vanaf eind februari keren zij weer terug en zijn dan eind april allemaal weer in hun broedgebied. Tijdens de najaarstrek kun je aan de kust veel zanglijsters aan treffen. Dit zijn vogels uit Scandinavië die over ons land naar ZW Europa en Zuid -Engeland trekken.
Hij broedt in bossen, struiken en bosranden maar dus ook wel in grote tuinen en groene woonwijken.
Het nest is goed verstopt en er worden 5 tot 6 blauwachtig groene eieren gelegd. Het vrouwtje broedt ze uit in ongeveer twee weken. Nadat de jongen uit het nest komen na circa 13 dagen kunnen zij nog niet vliegen en zijn dan dus kwetsbaar. Zij worden door beide ouders nog ongeveer drie weken gevoerd. Zanglijsters kunnen drie legsels per jaar hebben.
Hun voedsel bestaat uit wormen, slakken en andere ongewervelden zoals pissebedden en duizendpoten. Zij eten ook wel fruit, bessen en zaden. In tuinen of bosranden zie je wel eens een steen of tegel met kapotte slakkenhuizen. Dit zijn de plekken waar de zanglijster de slakkenhuizen stuk slaat. Hij pakt ze in zijn snavel en slaat ze met een snelle zijwaartse beweging stuk op de steen. Zij zoeken hun voedsel in het struikgewas, open plekken in het bos en grasvelden.
Wij kennen ook nog de grote lijster die beduidend forser is dan de zanglijster. Hij komt vooral voor in het oosten van het land( van noord naar zuid) en is minder talrijk. Door Sovon Vogelonderzoek Nederland ( SOVON) worden de broedaantallen van de zanglijster geschat op circa 140.000 en voor de grote lijster op 15.000. Dat is dus wel een verschil.

 
Hierbij wil ik weer iedereen bedanken die op mijn vorige blog heeft gereageerd.

donderdag 3 oktober 2013

VOGELMOMENT GRASPIEPER

Anthus Pratensis, Graspieper, Meadow Pipit

Graspieper in kenmerkende houding op paaltje

 Graspieper in het weiland zoals hij hoort 
 
 Nogmaals op een paaltje met een prooi
 
In de winter in het duingebied
 
Deze keer staat de Graspieper centraal. Een van de moeilijkste groepen om in het veld te determineren omdat de verschillende piepers verschrikkelijk veel op elkaar lijken. Van de in ons land voorkomende soorten is de graspieper verreweg de talrijkste en meest algemeen voorkomende. Hij is de enige die het gehele jaar aanwezig is. De boompieper is in ons land ook een broedvogel maar hij overwintert in Afrika. De andere piepers zijn overwinteraars of doortrekkers, zoals de waterpieper, oeverpieper en duinpieper.
De graspieper is een vogel van open cultuurlandschap zoals weidegebieden, bouwland, open heidevelden, duinen en moerassig gebied. Hij wordt ook wel tot de ( secundaire) weidevogels gerekend. De populatie staat onder druk door de intensivering van de landbouw en het gebruik van bestrijdingsmiddelen en het vroeg maaien. Hierdoor zijn er minder nestelmogelijkheden, minder aanbod van insecten en een hogere sterfte onder jongen. Met uitzondering van de bosgebieden in het midden en oosten en zuiden van het land is hij overal aan te treffen, dit in tegenstelling tot de boompieper die juist in die meer open bosgebieden voorkomt. Kortom als je in het broedseizoen en de zomer een pieper ziet is het een graspieper of een boompieper. Afhankelijk van het gebied waar je bent is het bepalen van de soort dan al vrijwel zeker.
Graspiepers broeden dus in open gebied zoals in kruidenrijke weilanden, vochtige heidevelden en open bouwland. Vaak zie je ze zitten op een paaltje dat ze gebruiken als uitkijkpost. Hun voedsel bestaat hoofdzakelijk uit insecten en in de wintermaanden schakelen ze over naar plantaardig voedsel en zaden. Zij bouwen hun nest op de gronden goed verstopt onder een graspol in het weiland of aan de slootkant. Het is een stevige kommetje van plantenstengels, gras, mos en paardenhaar, waarin 4 tot 6 eieren worden gelegd. Deze worden door het vrouwtje uitgebroed in circa 2 weken. De jongen verlaten na ongeveer 10 dagen het nest en kunnen dan na een week vliegen. Beide ouders verzorgen de jongen en er zijn vaak twee legsels per jaar.
Veel Nederlandse graspiepers zwerven buiten het broedseizoen wat rond in de buurt van hun broedgebied en trekken dan vanaf medio september naar de overwinteringsgebieden in ZW Europa en Noord West Afrika maar er zijn er ook die hier overwinteren en zij krijgen dan gezelschap van Scandinavische soortgenoten. Tijdens de najaarstrek kun je dan ook grotere groepen graspiepers zien.
 


zondag 22 september 2013

VOGELMOMENT TAPUIT

Oenanthe oenanthe, Tapuit, Northern Wheatear

 Tapuit vrouwtje in een lekker voorjaarsweitje
 
 Tapuit zoals je ze dus ook wel ziet, pikkend naar insecten
 
 Op de uitkijk, kenmerkende houding
 
 Ook weer op haar paaltje
 
 Mannetje tapuit
 
Deze keer aandacht voor de tapuit. In ons land is hij een broed- en trekvogel en is hij dus vanaf eind maart tot eind oktober in ons land waar te nemen. Als broedvogel komt hij voor in duingebieden, op de Waddeneilanden en nog wel op heide- en stuifzandgebieden in het oosten van het land. Helaas wordt hij echter steeds schaarser. Hij staat daarom niet voor niets op de rode lijst van bedreigde vogelsoorten. Dit jaar zijn in de Kennemerduinen nog maar 5 broedgevallen vastgesteld en in het duingebied bij Den Helder is de populatie met meer dan 40% teruggelopen. De terugloop wordt vooral toegeschreven aan de verruiging van de duinen en grote afname van de konijnenpopulatie als gevolg van sterfte. Hierdoor zijn er minder holen die kunnen dienen als nestelmogelijkheid voor de tapuit en de vegetatie wordt minder kaalgevreten. Omdat de tapuit een grondvogel is die op kaal terrein op insecten jaagt, verdwijnt daardoor de juiste biotoop voor hem en dreigt hij als broedvogel uit ons land te verdwijnen.
Zoals gezegd bouwt hij zijn nest vaak in verlaten konijnenholen en als die er niet zijn ook wel in een wegrottende boomstronk of gewoon op de grond onder een struik. Het legsel bestaat uit 6 of 7 eieren die gedurende twee weken door het vrouwtje worden bebroed. De jongen verlaten na ongeveer twee weken het nest.
De meeste kans om tapuiten te zien is tijdens de najaarstrek vanaf medio augustus tot eind oktober. Je ziet ze dan in het hele land redelijk veel in open terrein zoals bijv. weidegebieden. Vaak zie je ze voor je uit vliegen. Ze zijn niet echt schuw, maar als je iets te dichtbij komt dan vliegen zij weer wat verder. Dit kun je een hele tijd volhouden. De meeste tapuiten die je in het najaar ziet komen uit Scandinavië en zijn op doortrek naar de overwinteringsgebieden in Afrika.
In het voorjaar is hij meestal een van de eerste zomergasten en kun je hem vanaf begin maart tot eind mei redelijk waarnemen.
 
Ik wil iedereen die gereageerd heeft op mijn vorige blog daarvoor hartelijk danken. Reacties. opmerkingen of vragen worden zeer op prijs gesteld


donderdag 12 september 2013

VOGELMOMENT HOUTDUIF

Houtduif, Columba palumbus, Common Wood Pigeon

Houtduif, Columba palumbus, Common Wood Pigeon

 Op een hek in het buitengebied
 
 
In de bostuin
 

Deze keer aandacht voor de houtduif. De grootste en talrijkste in ons land voorkomende duif. Hij wordt wel verward met de stadsduif, die alleen in stedelijk gebied voorkomt, en de Holenduif, die minder talrijk is en meer gebonden is aan bos en buitengebied. De zware bouw en de twee witte vlekken in de nek zijn het meest kenmerkend voor de Houtduif.
Hij is vooral bekend van het gekoer dat al in de vroege ochtend te horen is. Het is het baltslied van het mannetje ( de doffer), dat niet door iedereen op prijs gesteld wordt gesteld. Daarnaast is het geklaag over “die duiven” soms niet van de lucht. Ze worden dan vooral geassocieerd met poep en geluidsoverlast.
Als je echter de moeite neemt om hem eens goed te bekijken blijkt het gewoon een mooie en interessante vogel te zijn.
Hij is zeer algemeen en je kunt hem zien in tuinen, parken, stedelijk gebied maar ook in het buitengebied, vooral in kleinschalig landbouwgebied en de daarbij horende bosgebieden.
Ondanks hun forse lijf, ze wegen bijna 1 pond, zijn het goede vliegers die behoorlijk wendbaar zijn. Het mannetje laat tijdens de balts mooie vliegshows zien. Hij vliegt omhoog waarbij hij kleppert met zijn vleugels en je ziet hem daarna in een zweefvlucht weer naar beneden komen. Dat wordt regelmatig herhaald en is prachtig om te zien.
Ze zijn de favoriete prooi van buizerds en haviken en soms ook van de sperwer. Men denkt vaak dat dat komt omdat ze log en zwaar zijn, maar het zijn juist goede vliegers. De werkelijk reden is hun omvang en spiermassa. Kortom een forse hap waarop je als roofvogel even kunt teren.
Hun voedsel is uitsluitend plantaardig en bestaat uit knoppen, bladeren, granen en mais. Hierdoor worden ze door akkerbouwers wel als plaag gezien. In stedelijk gebied eten ze allerlei aangeboden voedsel en uiteraard zaden die aangeboden worden in tuinen en op voedertafels.
Houtduiven maken een rommelig nest in een boom dat bestaat uit wat takken en twijgen. Er worden 1 tot 2 eieren gelegd die door beide ouders worden uitgebroed in ongeveer 17 dagen. De jongen worden in de eerste week gevoed met “duivenmelk” die uit de krop van de ouders komt. De jongen vliegen uit na ongeveer 32 dagen. Er zijn vaak twee tot drie legsels per jaar.
De in ons land broeden vogels zijn ook standvogels. In de winter zie je ze vaak in grote groepen op akkers in het buitengebied waar ze zich te goed doen aan oogstresten. Zij krijgen dan gezelschap van overwinteraars uit Noord Europa.
 
Graag bedank ik hierbij iedereen die gereageerd heeft op mijn vorige blog over de grote zilverreiger.
Jullie reactie wordt door mij zeer op prijs gesteld.