Welkom op de vogelblog van Peter van de Beek
Op deze blog plaats ik mijn vogelmomenten.
Dat zijn fotos die ik maak van onze nederlandse vogels en voorzie van een korte eenvoudige toelichting. Het is even een moment om stil te staan bij onze vogels. Je kunt lezen en zien hoe interessant en mooi ze zijn. Daardoor merk je ook dat ze eigenlijk overal om je heen zijn.
Tevens plaats ik informatie over leuke vogelkijkplaatsen.
Ik hoop dat je door deze vogelmomenten bewuster naar vogels gaat kijken en dat het beginnende vogelaars helpt bij herkenning en kennisontwikkeling.
Als je de vogelmomenten automatisch wilt ontvangen dan kun je je aanmelden met je emailadres.
vrijdag 20 december 2013
zondag 15 december 2013
VOGELMOMENT PIJLSTAART
Anas acuta, Pijlstaart, Northern Pintail, man |
donderdag 28 november 2013
VOGELMOMENT KUIFEEND
Kuifeend, Aythya fuligula, Tufted Duck, mannetje |
Kuifeend,Aythyla fuligula, Tufted Duck, vrouwtje |
Mannetje, even lekker spetteren.
Vrouwtje, spetterend.
Vrouwtje, even de veren poetsen.
Mannetje
Mannetje
Vrouwtje met een aantal pullen
Paartje
Vrouwtje
Deze keer aandacht voor de kuifeend.
In ons land is hij een vrij talrijke broedvogel waarvan de aantallen sinds 1950
sterk zijn toegenomen. Thans wordt het aantal broedparen door SOVON geschat op
circa 16.000. Zij komen vooral voor in het noorden, het westen en het
rivierengebied. Waterrijke open gebieden met sloten, meren en plassen hebben
hun voorkeur. Tegenwoordig zie je ze echter ook overal in vijvers, parken en
grachten in woonwijken. Vanwege hun goede duikkwaliteiten zijn zij ook niet
gebonden aan ondiep water. Een diepte van circa 5 meter hoeft geen probleem te
zijn.
Je ziet ze vrij weinig met
jongen omdat zij redelijk verscholen broeden langs sloten, oevers en in
moerasgebieden. Zij broeden gewoonlijk solitair maar regelmatig zie je meerdere
nesten bij elkaar. Zij starten laat met broeden, vanaf medio mei, omdat zij wachten
tot het water meer is opgewarmd en het benodigde voedsel in de vorm van
allerlei waterdiertjes en waterplanten ruimer voorhanden is. Het nest wordt
gemaakt door het vrouwtje en bestaat uit gras en overig plantaardig materiaal.
Het wordt gevoerd met dons en veertjes. Het legsel bestaat uit 6 tot 12 eieren
die door het vrouwtje worden uitgebroed. Het mannetje vervult daarbij geen rol
en hij vertrekt al snel om te gaan ruien. Je ziet daarom ook vaker mannetjes
dan vrouwtjes in het broedseizoen. De jongen zijn nestvlieders, dat wil zeggen
dat zij direct na het uitkomen en als het dons droog is het nest verlaten. Zij
gaan vrijwel direct zelf foerageren en dan duurt het nog ongeveer 8 weken
voordat zij kunnen vliegen. Gedurende de eerste weken worden zij nog beschermd
door het vrouwtje en gaan zij samen foerageren maar zij verlaat hen na ongeveer
6 weken en dan gaan ze zelfstandig verder.
Hun voedsel bestaat uit
allerlei kreeftachtige waterdieren, insecten en zoetwatermosselen, zoals de
driehoeksmossel, maar ook wel waterplanten. De mosselen slikken zij in één keer
door en hun sterke maagspieren verbrijzelen de schelpen.
Zij behoren tot de duikeenden
en zij starten hun duik altijd met een soort sprongetje. Als je kuifeenden ziet
is het een leuk gezicht om dat te bekijken.
Veel Nederlandse kuifeenden trekken in het najaar weg
naar Zuid Europa of Engeland om te overwinteren. Tegelijk komen er zeer grote
aantallen overwinteraars naar ons land vanuit Scandinavië. In de winter kunnen
er wel 200.000 kuifeenden in ons land verblijven. Zij zijn dan te zien in enorm
grote groepen op grotere wateroppervlakten zoals het IJsselmeer en Markermeer.
Hun favoriete voedsel, de driehoeksmossel is daar dan ook ruimschoots voorhanden.
Pas als het echt streng gaat vriezen, gaan zij door naar het zuiden.
Hierbij bedank ik iedereen die gereageerd heeft op mijn vorige blog over de nijlgans. Reacties, opmerkingen en vragen worden zeer op prijs gesteld.
donderdag 21 november 2013
VOGELMOMENT NIJLGANS
Nijlgans, Alopochen aegyptiaca,, Egyptian Goose |
Paartje verliefde Nijlganzen |
Parende nijlganzen
Nijlgans in de vlucht
Lekker badderend
Deze keer besteed ik aandacht aan een exoot, te weten de nijlgans. Dat roept de vraag op wat nu precies een exoot
is. Wat mij betreft is een exoot een uitheemse soort die dus niet
oorspronkelijk in een gebied voorkomt, maar het op eigen kracht of door menselijk
handelen heeft bereikt en zich daar succesvol heeft weten te vestigen. Ondanks
het feit dat zij zich succesvol hebben weten te vestigen hebben zij een
onbeschermde status en mogen dus worden afgeschoten. Eigenlijk is het dus zo
dat als je, als vogel, hier niet hoort je gewoon kan worden verjaagd of erger
nog afgeschoten. De natuur maakt het echter kennelijk wel mogelijk dat ze zich
hier vestigen, maar dat accepteren we dus niet. Toch een punt om nog eens over
na te denken en niet meteen te denken "ze horen hier niet"
De nijlgans is een voorbeeld van een soort die door mensen is geïmporteerd
in ons gebied. Volgende keer aandacht voor de turkse tortel die zelf zijn
gebied heeft uitgebreid naar onze regionen.
Oorspronkelijk komt de nijlgans uit Afrika. Hij komt daar voor ten
zuiden van de Sahara en langs de Nijl in Egypte. Hij is in de 18e eeuw
ingevoerd in Engeland en van daaruit is hij in West Europa terecht gekomen. In
Engeland verblijft nog steeds een kleine verwilderde populatie. Aanvankelijk
werd hij gehouden in gevangenschap in siervijvers. Er wordt vanuit gegaan dat
de Nederlandse populatie is ontstaan uit ontsnapte vogels die zich dus
succesvol hebben weten te vestigen. SOVON Vogelonderzoek Nederland gaat ervan
uit dat hij zich in 1967 voor het eerst met succes buiten gevangenschap heeft
gehandhaafd. In België ligt dat rond 1980. Vanaf dat moment is de populatie
jaarlijks explosief gegroeid en thans (2013) is hij broed- en jaarvogel in veel
delen van West Europa. In ons land worden de aantallen broedparen geschat op ruim
5000. Hij is bij ons vrij algemeen, maar de grootste aantallen vind je in de
natte lage delen van het land en langs de grote rivieren. Hij is misschien ook
wel de lelijkste vogel van ons land. Zijn voedsel bestaat hoofdzakelijk uit
gras en ander plantaardig voedsel. Tijdens het broedseizoen zie je ze meestal
in paartjes met jongen, maar buiten het broedseizoen vormen zij groepen. Het
zijn standvogels die hooguit, buiten het broedseizoen, wat rondzwerven in de
buurt maar nooit ver weg zijn. In heel koude winters zullen zij open water
opzoeken.
Hij broedt vooral in waterrijke weidegebieden, maar ook wel in oude
roofvogelnesten in bomen of in verlaten ooievaarsnesten, maar wel altijd in de
buurt van water. Het legsel bestaat uit circa 9 eieren, maar grotere aantallen
zijn ook bekend. Zij worden laat in de winter gelegd en hij is dus vroeg in het
jaar met jongen te zien. Het vrouwtje broedt de eieren uit in ongeveer 28
dagen. De jongen foerageren weliswaar meteen zelfstand maar zijn pas na ruim
twee maanden vliegvaardig. Gedurende die tijd worden zij door beide ouders
beschermd. Doordat zij heel vroeg broeden, zijn zij gevoelig voor koude winters
en is het broedresultaat laag.
Iedereen weer bedankt die een reactie hebben gegeven op mijn vorige blog over de Tafeleend.
woensdag 6 november 2013
VOGELMOMENT TAFELEEND
Tafeleend, Aythya ferina, Pochard, Mannetje |
Tafeleend, vrouwtje |
Vlak voor de landing
Vrouwtje in de rui
Mannetje met een mooi spiegelbeeld
Hier een mannetje samen met knobbelzwaan
Deze keer aandacht voor de tafeleend. Een typische duikeend met een
plomp lichaam die diep in het water ligt. In het noorden, midden en westen van
ons land is hij een algemene maar niet zo talrijke broedvogel met een geschat
aantal broedparen van circa 2000. Hij broedt vooral in de lage delen van het
land en dan hoofdzakelijk in de veenweidegebieden. Voorwaarde is dat er
voldoende vegetatie in of langs het water is. In de hoge delen van ons land
broedt hij ook wel in vennen en andere kleinere watergebieden, maar daar is hij
schaars.
Tafeleenden die hier broeden zijn over het algemeen ook standvogels. In
de winterperiode krijgen zij gezelschap van grote aantallen overwinteraars uit
Noord en Oost Europa. In het najaar en winter verblijven zij dan over het
algemeen op grotere wateroppervlakten zoals het IJsselmeer en het Markermeer.
Daar zie je soms enorm grote groepen van soms wel duizenden exemplaren te zien.
Het aantal overwinteraars hangt wel samen met de strengheid van de winter. Het
kan variëren tussen de 40.000 en wel 140.000 exemplaren. Tijdens strenge
winters trekken zij verder door naar zuid west Europa en Engeland. De
najaarstrek komt in oktober op gang en in maart trekken zij weer naar hun
broedgebieden.
Hij eet hoofdzakelijk plantaardig materiaal zoals stengels en zaden van
waterplanten, maar ook wel slakjes, kikkervisjes en allerlei andere kleine
waterdiertjes. Het voedsel wordt al duikend gezocht alhoewel je hem ook wel
eens ziet grondelen. In het najaar en de winter zie je hem vaak samen met
knobbelzwanen. Die woelen de grond los om te foerageren en dat maakt het voor
de tafeleend makkelijker om zijn voedsel op te duiken. Altijd leuk om te zien
hoe de kleien tafeleend gezamenlijk met die grote knobbelzwaan optrekt.
De paarvorming begint al in de winter, maar na de paring in het
voorjaar verlaat het mannetje al snel het vrouwtje. Zij maakt dan ook het nest,
dat bestaat uit een ondiep kuiltje van rietstengels en ander plantaardig
materiaal Het bevindt zich in de buurt van water en meestal verborgen in een rietkraag.
Het legsel bestaat uit 8 tot 10 groenachtige eieren die in circa 25 dagen door
het vrouwtje worden uitgebroed. De jongen zijn snel uit het nest en kunnen dan
zelfstandig foerageren. Zij zijn na ongeveer 7 weken vliegvlug.
In een oud vogelboekje uit de 50’er jaren las ik dat de tafeleend zijn
naam te danken heeft aan het feit dat hij op tafel minder tranig smaakt dan
zijn lotgenoten. Dat komt dus nog voort uit de tijd dat jacht op eenden nog
gewoon was.
Uiteraard iedereen weer hartelijk bedankt voor de reacties op mijn vorige blog. Reacties, vragen en opmerkingen zijn van harte welkom
zondag 27 oktober 2013
VOGELMOMENT ROTGANS
Rotgans, Branta bernicla, Dark-bellied Brent |
Even de veren poetsen
Daarna even wat strekoefeningen
Dan even een slokje water
Jonge Rotgans
Ter vergelijking de Grote Canadese Gans
Deze keer aandacht voor een echte wintergast, de rotgans. Hij is de
kleinste en de donkerste gans, die niet veel groter is dan een wilde eend.
Herkenbaar dus aan de donkere kleur en aan de halsvlekken. Jonge rotganzen
herken je aan een heel kleine halsvlek of aan het ontbreken daarvan. Er is geen
onderscheid tussen mannetjes en vrouwtjes. Sommige verwarren hem met de Canadese
gans. Deze is echter lichter bruin, heeft een grote witte vlek onder de kin en
op de wangen en is ook zeker tweemaal zo groot. ( zie de laatste foto)
De Rotgans is een broedvogel van de Noordpoolgebieden van Europa en Siberië
( o.a. Spitsbergen) en dus duidelijk noordelijker dan andere ganzen. Hij heeft
daarbij een voorkeur voor vlakbij zee gelegen toendra’s maar hij broedt ook op
eilandjes, kustgebieden en bij riviermondingen. Zij arriveren omstreeks eind
mei in hun broedgebieden en starten dan na ongeveer twee weken met broeden. Dat
doen zij in kleine kolonies en hun eenvoudige nest bestaat uit een klein
uitgegraven kommetje belegd met wat wier of korstmos, maar de eieren liggen ook
wel gewoon op de grond tussen wat grote keien en omringd door wat dons en
korstmos. Er worden circa drie tot zes eieren gelegd die door het vrouwtje in
ongeveer 25 dagen worden uitgebroed. De jongen zijn nog niet vliegvlug maar wel
direct actief. Vanaf eind augustus zijn zij volledig vliegvlug en in staat om
naar de overwinteringsgebieden te vliegen.
Die trek start in september, na de ruiperiode, en duurt tot ongeveer
oktober. Zij overwinteren aan de kusten van West Europa en Engeland. Ons land
is voor de rotganzen uiterst belangrijk als overwinteringsgebied. Het grootse
deel van de totale wereldpopulatie overwintert bij ons in het Waddengebied of
in de Zeeuwse Delta dan wel maken zij hier een tussenstop om wat op te vetten
en door te gaan naar Engeland. Een klein deel overwintert aan de Franse kusten.
Hun voedsel bestaat uit zeegras, gras en ander plantendelen. Je ziet ze
vaak bij hoog water grazen op weilanden en kwelders. Bij laag water verplaatsen
zij zich naar het wad om daar hun voedsel te zoeken.
Bijgaande foto’s zijn vorige week gemaakt in het buitendijkse
kweldergebied aan de Groningse waddenkust.
Hierbij wil ik weer iedereen bedanken die op mijn vorige blog heeft
gereageerd.
vrijdag 11 oktober 2013
VOGELMOMENT ZANGLIJSTER
Turdus philomelos, Zanglijster, Song Trush |
Zanglijster op een karakteristieke zangplek |
Poseren tegen de achtergrond van de vrouwenmantel in de tuin
Op de rand van de drinkbak
Even een lekker bad nemen
In het vroege voorjaar foerageren onder de struiken
De zanglijster is een algemene en talrijke broedvogel in ons land. Hij
komt vrijwel overal voor waar genoeg bomen, struiken of bos is, zoals parken,
grote tuinen, bossen en bosranden. Je kunt hem ook aantreffen in oudere en
groene woonwijken, maar de tuinvogeltoptien zal hij niet halen. Hij heeft een
melodieuze, gevarieerde en volle zang die hij in het voorjaar en in de zomer
van ’s-morgens vroeg tot laat in de avond laat horen.
In ons land is hij een jaarvogel, maar in de winterperiode is de
populatie wel gering en bevinden zij zich vooral in het westen van het land. De
meesten trekken vanaf eind september weg naar Frankrijk, Spanje en Zuid
Engeland. Vanaf eind februari keren zij weer terug en zijn dan eind april
allemaal weer in hun broedgebied. Tijdens de najaarstrek kun je aan de kust
veel zanglijsters aan treffen. Dit zijn vogels uit Scandinavië die over ons
land naar ZW Europa en Zuid -Engeland trekken.Hij broedt in bossen, struiken en bosranden maar dus ook wel in grote tuinen en groene woonwijken.
Het nest is goed verstopt en er worden 5 tot 6 blauwachtig groene eieren gelegd. Het vrouwtje broedt ze uit in ongeveer twee weken. Nadat de jongen uit het nest komen na circa 13 dagen kunnen zij nog niet vliegen en zijn dan dus kwetsbaar. Zij worden door beide ouders nog ongeveer drie weken gevoerd. Zanglijsters kunnen drie legsels per jaar hebben.
Hun voedsel bestaat uit wormen, slakken en andere ongewervelden zoals pissebedden en duizendpoten. Zij eten ook wel fruit, bessen en zaden. In tuinen of bosranden zie je wel eens een steen of tegel met kapotte slakkenhuizen. Dit zijn de plekken waar de zanglijster de slakkenhuizen stuk slaat. Hij pakt ze in zijn snavel en slaat ze met een snelle zijwaartse beweging stuk op de steen. Zij zoeken hun voedsel in het struikgewas, open plekken in het bos en grasvelden.
Wij kennen ook nog de grote lijster die beduidend forser is dan de zanglijster. Hij komt vooral voor in het oosten van het land( van noord naar zuid) en is minder talrijk. Door Sovon Vogelonderzoek Nederland ( SOVON) worden de broedaantallen van de zanglijster geschat op circa 140.000 en voor de grote lijster op 15.000. Dat is dus wel een verschil.
donderdag 3 oktober 2013
VOGELMOMENT GRASPIEPER
Anthus Pratensis, Graspieper, Meadow Pipit |
Graspieper in kenmerkende houding op paaltje |
Graspieper in het weiland zoals hij hoort
Nogmaals op een paaltje met een prooi
In de winter in het duingebied
Deze keer staat de Graspieper centraal. Een van de moeilijkste groepen
om in het veld te determineren omdat de verschillende piepers verschrikkelijk
veel op elkaar lijken. Van de in ons land voorkomende soorten is de graspieper
verreweg de talrijkste en meest algemeen voorkomende. Hij is de enige die het
gehele jaar aanwezig is. De boompieper is in ons land ook een broedvogel maar hij
overwintert in Afrika. De andere piepers zijn overwinteraars of doortrekkers, zoals
de waterpieper, oeverpieper en duinpieper.
De graspieper is een vogel van open cultuurlandschap zoals weidegebieden,
bouwland, open heidevelden, duinen en moerassig gebied. Hij wordt ook wel tot
de ( secundaire) weidevogels gerekend. De populatie staat onder druk door de
intensivering van de landbouw en het gebruik van bestrijdingsmiddelen en het
vroeg maaien. Hierdoor zijn er minder nestelmogelijkheden, minder aanbod van
insecten en een hogere sterfte onder jongen. Met uitzondering van de bosgebieden
in het midden en oosten en zuiden van het land is hij overal aan te treffen, dit
in tegenstelling tot de boompieper die juist in die meer open bosgebieden voorkomt.
Kortom als je in het broedseizoen en de zomer een pieper ziet is het een
graspieper of een boompieper. Afhankelijk van het gebied waar je bent is het
bepalen van de soort dan al vrijwel zeker.
Graspiepers broeden dus in open gebied zoals in kruidenrijke weilanden,
vochtige heidevelden en open bouwland. Vaak zie je ze zitten op een paaltje dat
ze gebruiken als uitkijkpost. Hun voedsel bestaat hoofdzakelijk uit insecten en
in de wintermaanden schakelen ze over naar plantaardig voedsel en zaden. Zij
bouwen hun nest op de gronden goed verstopt onder een graspol in het weiland of
aan de slootkant. Het is een stevige kommetje van plantenstengels, gras, mos en
paardenhaar, waarin 4 tot 6 eieren worden gelegd. Deze worden door het vrouwtje
uitgebroed in circa 2 weken. De jongen verlaten na ongeveer 10 dagen het nest
en kunnen dan na een week vliegen. Beide ouders verzorgen de jongen en er zijn
vaak twee legsels per jaar.
Veel Nederlandse graspiepers zwerven buiten het broedseizoen wat rond
in de buurt van hun broedgebied en trekken dan vanaf medio september naar de
overwinteringsgebieden in ZW Europa en Noord West Afrika maar er zijn er ook
die hier overwinteren en zij krijgen dan gezelschap van Scandinavische
soortgenoten. Tijdens de najaarstrek kun je dan ook grotere groepen graspiepers
zien.
zondag 22 september 2013
VOGELMOMENT TAPUIT
Oenanthe oenanthe, Tapuit, Northern Wheatear |
Tapuit vrouwtje in een lekker voorjaarsweitje
Tapuit zoals je ze dus ook wel ziet, pikkend naar insecten
Op de uitkijk, kenmerkende houding
Ook weer op haar paaltje
Mannetje tapuit
Deze keer aandacht voor de tapuit. In ons land is hij een broed- en
trekvogel en is hij dus vanaf eind maart tot eind oktober in ons land waar te
nemen. Als broedvogel komt hij voor in duingebieden, op de Waddeneilanden en
nog wel op heide- en stuifzandgebieden in het oosten van het land. Helaas wordt
hij echter steeds schaarser. Hij staat daarom niet voor niets op de rode lijst
van bedreigde vogelsoorten. Dit jaar zijn in de Kennemerduinen nog maar 5
broedgevallen vastgesteld en in het duingebied bij Den Helder is de populatie
met meer dan 40% teruggelopen. De terugloop wordt vooral toegeschreven aan de
verruiging van de duinen en grote afname van de konijnenpopulatie als gevolg
van sterfte. Hierdoor zijn er minder holen die kunnen dienen als
nestelmogelijkheid voor de tapuit en de vegetatie wordt minder kaalgevreten. Omdat
de tapuit een grondvogel is die op kaal terrein op insecten jaagt, verdwijnt daardoor
de juiste biotoop voor hem en dreigt hij als broedvogel uit ons land te verdwijnen.
Zoals gezegd bouwt hij zijn nest vaak in verlaten konijnenholen en als
die er niet zijn ook wel in een wegrottende boomstronk of gewoon op de grond
onder een struik. Het legsel bestaat uit 6 of 7 eieren die gedurende twee weken
door het vrouwtje worden bebroed. De jongen verlaten na ongeveer twee weken het
nest.
De meeste kans om tapuiten te zien is tijdens de najaarstrek vanaf
medio augustus tot eind oktober. Je ziet ze dan in het hele land redelijk veel
in open terrein zoals bijv. weidegebieden. Vaak zie je ze voor je uit vliegen. Ze
zijn niet echt schuw, maar als je iets te dichtbij komt dan vliegen zij weer
wat verder. Dit kun je een hele tijd volhouden. De meeste tapuiten die je in
het najaar ziet komen uit Scandinavië en zijn op doortrek naar de
overwinteringsgebieden in Afrika.
In het voorjaar is hij meestal een van de eerste zomergasten en kun je
hem vanaf begin maart tot eind mei redelijk waarnemen.
Ik wil iedereen die gereageerd heeft op mijn vorige blog daarvoor hartelijk danken. Reacties. opmerkingen of vragen worden zeer op prijs gesteld
donderdag 12 september 2013
VOGELMOMENT HOUTDUIF
Houtduif, Columba palumbus, Common Wood Pigeon |
Houtduif, Columba palumbus, Common Wood Pigeon |
Op een hek in het buitengebied
In de bostuin
Deze keer aandacht voor de houtduif. De grootste en talrijkste in ons
land voorkomende duif. Hij wordt wel verward met de stadsduif, die alleen in
stedelijk gebied voorkomt, en de Holenduif, die minder talrijk is en meer
gebonden is aan bos en buitengebied. De zware bouw en de twee witte vlekken in
de nek zijn het meest kenmerkend voor de Houtduif.
Hij is vooral bekend van het gekoer dat al in de vroege ochtend te
horen is. Het is het baltslied van het mannetje ( de doffer), dat niet door
iedereen op prijs gesteld wordt gesteld. Daarnaast is het geklaag over “die
duiven” soms niet van de lucht. Ze worden dan vooral geassocieerd met poep en
geluidsoverlast.
Als je echter de moeite neemt om hem eens goed te bekijken blijkt het
gewoon een mooie en interessante vogel te zijn.
Hij is zeer algemeen en je kunt hem zien in tuinen, parken, stedelijk
gebied maar ook in het buitengebied, vooral in kleinschalig landbouwgebied en
de daarbij horende bosgebieden.
Ondanks hun forse lijf, ze wegen bijna 1 pond, zijn het goede vliegers
die behoorlijk wendbaar zijn. Het mannetje laat tijdens de balts mooie
vliegshows zien. Hij vliegt omhoog waarbij hij kleppert met zijn vleugels en je
ziet hem daarna in een zweefvlucht weer naar beneden komen. Dat wordt
regelmatig herhaald en is prachtig om te zien.
Ze zijn de favoriete prooi van buizerds en haviken en soms ook van de
sperwer. Men denkt vaak dat dat komt omdat ze log en zwaar zijn, maar het zijn
juist goede vliegers. De werkelijk reden is hun omvang en spiermassa. Kortom
een forse hap waarop je als roofvogel even kunt teren.
Hun voedsel is uitsluitend plantaardig en bestaat uit knoppen,
bladeren, granen en mais. Hierdoor worden ze door akkerbouwers wel als plaag
gezien. In stedelijk gebied eten ze allerlei aangeboden voedsel en uiteraard
zaden die aangeboden worden in tuinen en op voedertafels.
Houtduiven maken een rommelig nest in een boom dat bestaat uit wat
takken en twijgen. Er worden 1 tot 2 eieren gelegd die door beide ouders worden
uitgebroed in ongeveer 17 dagen. De jongen worden in de eerste week gevoed met
“duivenmelk” die uit de krop van de ouders komt. De jongen vliegen uit na
ongeveer 32 dagen. Er zijn vaak twee tot drie legsels per jaar.
De in ons land broeden vogels zijn ook standvogels. In de winter zie je
ze vaak in grote groepen op akkers in het buitengebied waar ze zich te goed
doen aan oogstresten. Zij krijgen dan gezelschap van overwinteraars uit Noord
Europa.
Graag bedank ik hierbij iedereen die gereageerd heeft op mijn vorige blog over de grote zilverreiger.
Jullie reactie wordt door mij zeer op prijs gesteld.
Abonneren op:
Posts (Atom)