Witte kwikstaart, Motacilla alba, Pied Wagtail |
Witte kwikstaart met nestmateriaal |
Met een snavel vol voer voor de jongen
Parende Witte kwikstaarten
Op de uitkijk op een oude maisstronk
Juveniel die zich in de wind maar net staande houdt.
De vleugels zijn nog wat bruin getint
De vleugels zijn nog wat bruin getint
Alhoewel de witte kwikstaart in ons land het gehele jaar
aanwezig is zie je hem in deze tijd van het jaar heel weinig omdat de meesten
toch overwinteren in Spanje of Noord Afrika. Als broedvogel daarentegen is hij
zeer talrijk en wijdverspreid in ons land. Vanaf eind februari als de eersten
hier weer arriveren, kun je hem haast niet missen. De aantallen zijn nooit erg
groot maar hij is wel zo ongeveer op iedere plek die je je kunt bedenken te
vinden of dat nu in bewoond of landelijk gebied is. Voorwaarde is dat het een
open of licht begroeide plek is. Alleen in drukke stedelijke gebieden zul je
hem niet of nauwelijks zien. Qua broedgebied heeft hij duidelijk voorkeur voor
landelijk gebied. In de duingebieden zijn de aantallen echter, net als die van
de tapuit, behoorlijk teruggelopen. Het zijn immers grondvogels en die hebben
last van de verruiging in de duinen, waardoor de begroeiing toeneemt en de open
ruimte om te foerageren terug loopt.
Hij is, buiten zijn kleur en lange staart, altijd goed te
herkennen aan de altijd op en neer bewegende staart. Daardoor bewaart hij goed
zijn evenwicht bij het vangen van insecten die hij vaak rennend en fladderend
dan wel vliegend vangt. Zijn voedsel bestaat uit insecten als strontvliegen, dagvlinders,
libellen, kevers en mieren. In landelijk gebied is een mesthoop bijna altijd
een garantie voor de aanwezigheid van de witte kwikstaart omdat hij daar op
zoek is naar larven, poppen en insecten. Ook zie je hem vaak op pas geploegd
land en in weilanden tussen paarden en koeien. Hij vangt daar dan de insecten
die door het ploegen of door de hoeven van de beesten worden opgejaagd. Aan dit
gedrag ontleent hij in sommige streken van het land zijn bijnamen als ploegdrijvertje
of paardenwachter. In de winter, als het insectenaanbod veel geringer is, kan
hij ook overschakelen op zaden.Zij broeden op overdekte plaatsen in allerlei kunstmatige gaten, nissen en spleten. Je vindt de nesten dus in schuren en kassen maar ook onder bruggen en zelfs op bedrijventerreinen. Het legsel bestaat uit 5 of 6 bruingespikkelde grijze eieren die door het vrouwtje in ongeveer 14 dagen worden uitgebroed. De jongen vliegen na 13 tot 16 dagen uit. Per jaar worden meestal twee legsels grootgebracht.
Bedankt voor de reacties en opmerkingen op mijn vorige blog. Opmerkingen, reacties en vragen worden zeer op prijs gesteld.